top of page
darkblue-min.png
Harm
Dec 12, 2024

(English version below)


THE PLACE TO BE

Ik spring op de fiets, op weg naar mijn bestemming. Het is nog vroeg, heel vroeg in de ochtend. Zo vroeg dat mensen met een doorsnee levensritme nog op één oor liggen. Een flink aantal studenten, meer in het algemeen jongeren, heeft zo’n levensritme niet. Het is oorlog in de stad. Ze slingeren van links naar rechts over de rijbaan, ik buig me diep voorover en lig op ramkoers. Ze zwalken luidruchtig rond, hebben nog nooit gehoord van een trottoir, maar ik ga ze niet uit de weg. Nee, ik zoek ze juist op. Soms raak ik er één, die dan vloekend of kermend omvalt; dan schreeuwt de groep mij als één man een stroom verwensingen na. Het heeft wel wat. Het is een soort oergevoel dat in me opborrelt om een strijder te zijn, om er vol in te gaan zonder enig voorbehoud.


Maar het is opmerkelijk rustig op deze koude voorjaarsochtend. De paar dronken dropjes die ik tegenkom lopen alleen of met z’n tweeën. Ik rijd de stoep op, tot voor de ingang van Bowling & Partycentrum Groningen. Eerst de deur van het dubbele slot af en het alarm eraf, dan de fiets naar binnen en de deur achter mij weer op slot. Zo moet dat hier.


Bowlen, de actieve sport voor iedereen! Arrangement SPARE, Arrangement STRIKE! De lichtreclames doen pijn aan je ogen, als de rest van de zaak nog in het duister gehuld is. Dit is mijn schoonmaakklus op de vroege zaterdag- en zondagochtend. Ik doe dit al vele jaren, helemaal alleen, in stilte, en dat is een verademing na een werkweek met de kakelende dames van het schoonmaakbedrijf. Bovendien is het lekker overzichtelijk: alles op de begane vloer, inclusief koffie, thee en drankjes, koekjes, pinda’s en plakjes kaas of worst naar keuze. Het paadje is zo ingesleten dat ik de klus klaar op de automatische piloot. De eerste ronde bestaat uit afval verzamelen, waar nodig de handdoeken verwisselen en closetrollen aanvullen, ramen en spiegels afnemen, stofzuigen. De tweede ronde is nog meer stofzuigen, heel veel dweilen en het sanitair. De derde en laatste ronde is het vuilnis naar de container brengen, weer stofzuigen en opruimen. Vooraf, tussen de rondes en achteraf: tijd om er eentje te roken en een beetje te mijmeren.

De ruime, vierkante bar in het midden van de zaak, centraal gelegen tussen het eetgedeelte en de baan, is een bijzondere plek. Als je daar staat, en ik sta daar vaak, hoor je allerlei zoemende en brommende geluiden. Geen natuurlijke geluiden van brommende insecten of dergelijke, nee, daar weten de twee blauw oplichtende Eurozap 16-apparaten wel raad mee. Ongewenste indringers van buiten worden levend gecremeerd. Het is de veelheid van elektrische apparaten en elektronische apparatuur die het onophoudelijke zoemen en brommen produceert. Je staat op een vloer als van een ruwhouten scheepsdek met goed gelijkende teernaden van zwart kunststof ertussen.


Onder de gehele bar zijn glazen deuren aangebracht met rijen gekoeldedrankjes erachter. Lichtgevende cijfers op kleine displays, glimmendespoelbakken voor frisdrank- dan wel tapbierglazen, een groot en veelzijdigkoffiegebeuren, allerlei handige nissen en planken voor flessen drank, schalenmet koffiekoekjes, rijen suikerpotten keurig in het gelid, dozen volchocoladerepen, dienbladen met hoog opgestapeld glaswerk, kassa enpinapparaten, muziek- en communicatieapparatuur.


Deze goed geoutilleerde bar is te beschouwen als het toppunt van deconsumptiemaatschappij. En daar sta ik dan middenin, ik, een mijmerendejager/verzamelaar die zijn werk gedaan heeft. Na al die eeuwen is het meestewerk wel gedaan, het doel is bereikt. We kunnen eten en drinken zoveel als wewillen en wat we maar willen. Ik verlang naar een reep, een kingsize Mars. Ikdoe een greep uit de desbetreffende doos, verwijder de handige verpakking eneet. Ik schenk mezelf nog eens in; een sprankelend zoet watertje, naast eenespresso met een scheut Cointreau erin. Dit is geluk, een moment van gelukmaar geen toestand van geluk, zoals Arthur Schopenhauer ons duidelijk heeftgemaakt. Eigenlijk geniet ik al niet meer want ik voel onrust in mijn lijf, ik wordop enig moment wel thuis verwacht. En ik heb nog wat andere plannetjes voordeze dag. Het wordt vaak zo gemakkelijk gezegd: leef bij de dag, geniet van hetmoment, het hier en nu. Maar hoe doe je dat? We willen altijd zoveel, we levenin een permanente staat van onbevredigd zijn. En wat is een dag, wat is hethier en nu? Gisteren bestaat niet, morgen bestaat niet en nu is voorbij op het moment dat ik ‘nu’ zeg.


Deze heilige tempel van genot, veroverd op de natuur, is hier niet altijdgeweest. Jaren geleden stond de oude bar aan de langste zijde van de zaak enop deze plek stonden tafeltjes met stoelen. Dat heb ik nog meegemaakt, toenwerkte ik hier al. En heel lang geleden, ik kan me dat niet herinneren maar toenwas ik er misschien ook nog niet, stond er geen gebouw op deze locatie. Hetwas een bosje van de gemeente, met een olifantenpaadje erdoor dat naar eentrapveld leidde. Er vlogen en kropen allerlei beestjes rond: muggen,pissebedden, wormen en er hingen spinnenwebben tussen de struiken. ’sNachts waren er muizen actief, katten en af en toe een schreeuwend egelpaar.Zo’n plek als dit verandert nog weleens in de loop der tijden.Dit is een stukje ondoordringbaar bos geweest en vele eeuwen eerder is er eengeliefd stamhoofd begraven. Het verdriet van een heel volk heeft zich hierdoen voelen. En ooit was het hier nat, was er alleen maar water. Wat land is opaarde dat waren zeeën, waar zeeën en oceanen zijn was land; met machtigstromende rivieren ontsprongen in gebergten die tot de hemel reikten. Demaan is een stuk van de aarde, daaruit weggeschoten na een aanvaring meteen enorme komeet uit de ruimte. De aarde zelf was ooit ruimte, onderdeelvan een kolkende gas- en stofwolk, draaiend rondom een stralend jongsterretje. Het is niet belangrijk wat er nu gebeurt, het is alweer voorbij. Namenvan landen, werelddelen, roemruchte veldslagen en oorlogen, schrijvers,denkers, dichters en schilders: niets en niemand is belangrijk over een miljoenjaar. Koningen, keizers en admiraals: vergeten worden ze, allemaal! Demeesten van ons zijn vergeten na 25 jaar, maar er zijn er die al tijdens hunleven worden vergeten. Dan komt de stadsdichter, uit hoofde van zijn functie,als enige de crematieplechtigheid bijwonen en schrijft er een vers over. Datwordt gepubliceerd in een periodiek en op het internet gezet, en door eenenkeling gelezen en meteen ook weer vergeten. Want we zijn allemaalstervensdruk met ons eigen leven, dat maar niet perfect wil worden.


Nou ja, ik sta hier midden in de bar en had al op de fiets moeten zitten, terug de boze buitenwereld in. Maar het is goed toeven hier na gedane arbeid. Ikschenk mezelf nog eens in, een stukje droge worst erbij. Met de weldadige rustvan de zoemende techniek om me heen, met de geruststellende gedachtebeschermd te zijn tegen al het gevleugeld ongedierte en de zekerheid niet vanhonger en dorst om te zullen komen.


Dit is de plek: ‘Don’t beam me up, Scotty!’



 

(English version)


I hop on my bike, heading to my destination. It’s early—very early in the morning. So early that most people with ordinary schedules are still sound asleep. Students and young people, though, don’t typically live by such routines. The city feels like a battlefield. They stagger across the road, weaving and swerving noisily, oblivious to sidewalks. I lower myself over the handlebars and charge straight ahead. They loudly drift about, never heard of pavement, but I am not swerving. No, I am seeking them out.

Sometimes, I bump into one of them; they stumble or curse as they fall, and their group erupts with shouted insults. It’s oddly satisfying—something primal rises in me, a fighter’s instinct to charge headlong into the fray without reservation.

But this chilly spring morning is quieter. The few stragglers I encounter wander alone or in pairs. I pull up onto the curb outside Bowling & Partycentrum Groningen. First, unlock the double locks and disable the alarm. Then, I roll my bike inside and lock the door behind me. That’s the drill here.

Bowling: the active sport for everyone! Package deals like SPARE and STRIKE glare down at me from neon signs that burn into my eyes while the rest of the venue remains cloaked in darkness. This is my cleaning gig on early weekend mornings. I’ve done it for years, always alone, always in silence. It’s a welcome change from a workweek spent with the chatter of the cleaning company ladies.

The place is wonderfully straightforward—everything’s on the ground floor, with coffee, tea, snacks, and even plates of cheese or sausage within reach. The routine is well-worn, almost automatic: first, collect trash, swap towels where needed, refill toilet rolls, clean windows and mirrors and vacuuming. Then comes even more vacuuming, lots of mopping, and scrubbing the bathrooms. Finally, it’s garbage disposal, a final round of vacuuming, and tidying up.

Between rounds, before and after, there’s time for a smoke and some idle musing.

The square bar in the middle of the space is special—a hub between the dining area and the lanes. Standing there, you hear all sorts of humming and buzzing. Not the natural sounds of insects; those are obliterated by the glowing blue Eurozap 16 machines that fry unwelcome intruders alive.

Instead, the hum is a never-ending orchestra of electric and electronic devices. The floor beneath your feet resembles a wooden ship deck, complete with faux tar-filled seams made from black plastic. Beneath the bar are rows of glass doors revealing chilled drinks.

There are glowing digital displays, shiny sinks for rinsing glasses, an impressive coffee station, and neatly arranged rows of liquor bottles, bowls of cookies, sugar pots, boxes of candy bars, and stacks of glassware on trays. Cash registers and card readers, music systems, and intercom devices round out this fortress of consumption.

This bar is the pinnacle of the consumer society, and here I stand, a modern hunter-gatherer with my work done. After all these centuries, we’ve achieved it: endless food and drink at our fingertips. I crave a king-size Mars bar, pluck one from the box, unwrap it with ease, and devour it.

I pour myself a drink—a sparkling, sweet water—and add a dash of Cointreau to an espresso. This is happiness: a fleeting moment of contentment, not a sustained state, as Arthur Schopenhauer reminded us. Yet already, I feel restless. I’ll be expected at home eventually, and I have plans for the day.

People often say, “Live in the moment, enjoy the here and now.” But how? We’re always yearning, perpetually dissatisfied. Yesterday is gone, tomorrow isn’t here, and the moment I say now, it’s already past.

This temple of pleasure wasn’t always here. Years ago, the bar stood along the longest wall, and this space held tables and chairs. Long before that, there was no building—just a municipal thicket with a footpath leading to a playground. In those days, insects buzzed, spiders spun their webs, and mice, cats, and occasionally shrieking hedgehogs roamed at night.

Centuries earlier, this might have been an ancient burial site, where a grieving tribe laid their beloved chieftain to rest. Even further back, this spot was underwater—a river delta fed by mountain streams that reached the heavens.

The Earth itself? A fragment of space, born from a swirling nebula of gas and dust around a young star. None of it matters now; it’s all already gone. A million years from now, the names of nations, wars, writers, thinkers, and kings will all be forgotten. Most of us are forgotten after 25 years—some even before we die.

But here I am, in this bar, reluctant to rejoin the chaotic outside world. It’s good here after a hard day’s work. I pour another drink and slice a piece of dry sausage, savoring the soothing hum of the machines around me. Protected from winged pests and shielded from hunger and thirst, this is the place.


“Don’t beam me up, Scotty!”



Like
bottom of page